Verloren speelgoed XVI

Een vader die je hoog optilt, op zijn schouders zet
en je laat kijken, je de wereld laat zien
door de als met Oost-Indische inkt ingekleurde glas-in-lood
ruitjes bovenop het Kopje van Bloemendaal – je voelt
bijna weer hoe zijn bloed toen klopte
onder de stoppels in zijn hals – heimwee is het verlangen
naar het later nooit meer zo nabije, naar die verte
voorbij alle verten, waarvan je dacht daar een glimp
te hebben opgevangen, maar die op geen kaart
nog terug te vinden is – alleen, misschien, in de caleidoscoop
die je net hebt gekregen en eindeloos blijft
draaien in de hoop dat al het tuimelende, instortende
zich wil samenvoegen tot dat ene beeld, dat ene
ogenblik – maar nu de schemer invalt en donker langzaam
aan de lens beslaat, richt je je toverkijker
op de ijle nevelkringen rond de straatlantaarns –
wegflakkerende, vervagende contouren, de tijd gaat
van de randen naar het hart

Uit: ‘Verloren speelgoed’, 2001. Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam