Opgedroogde algen, wieren, mossen op de kademuur
Lang gras op de helling waar ooit boten af gleden
het kanaal in ploften, vervaarlijk schommelden, even
Zomeravonddampen tot in je jongenskamer, het blauw blikkerende meer
Plaatsen die je verliet en nog altijd lekken in je dromen
Als je, vanuit het stilgezette, met je ogen dicht
teruggaat naar die tijd
beelden vol licht niet alleen scherp ziet maar weet
in uren die meer kwamen dan gingen – toen nog
drijven gedachten af, tegen de keer, tegen de keren
dat je hier samen met de wereld
in een eeuwig heden bestond