Ze droeg in haar haren een zwartfluwelen roos
een cocktail-japon met een fraai rugcolleté
glinsterende pailletten en ook haar broche
schoot schitteringen af
Maar iemand had een hartaanval gekregen
en het feest ging niet door
Ik zag haar terugkeren
onder verwaaiende kronen van bomen
langs de halve cirkel van de zandbak
de in bolvorm gesnoeide meidoorn
Grote zonnebloemen wiegden heen en weer
als gele lakeien die voor haar bogen
De rillingen liepen me over het lijf van de koorts
Zachtjes sloop ik de trap op in mijn pyjama met sterren, planeten
ruimtevaartuigen, astronauten
Ik probeerde zoals elke avond een vliegdroom op te wekken
maar toen ze mijn kamer binnenkwam
een koud washandje op mijn voorhoofd legde, me kuste, toestopte
en ik haar parfum rook
hoefde dat zweven niet meer