Eerst probeerde je zilver te koken uit de haren van je dochter
uit de zon die in de paleisvijver scheen
de sandalen van een gevilde Germaan
Toen verkreeg wanhoop
haar toverslag
Alles en iedereen
veranderde onder je handen in goud
en de wereld om je heen werd een buitenkant
Je vrouw met haar stralende oogappels uit Scythe
De Dorische slavin aan wie je je vergreep
Het zoontje met de oorlogskleuren dat liep te ballen
op het hagelwitte, zonovergoten, met mozaïeken ingelegde terras
Allen die je liefhad werden beelden
en ook jijzelf na die nachten van zelfbevlekking
onder onheilspellende adelaarsvluchten en hemellopen vol vleermuiswolken
Nu rust je op de bodem van de zee
uit je oren groeien algen en wuiven anemonen
en het water weerspiegelt de hemel boven je hoofd
Het oog kan zijn bron niet zien
Er kijkt geen God naar je om en zo lig je
eenzaam als de achterkant van een ding