Wit gebouw achter mijn geboortehuis
IJsfabriek eerst, papieropslagplaats later
Een schoorsteen die rook uitblies, het geluid
van een koekoek die je nooit zag
Werden kranten of bladen als “De Lach”
soms losgerukt door de wind
Rook je de geur van smeltend ijzer
afkomstig van lassende mannen
achter hun rechtopstaande pis van koudvuur
Lakens in de tuin op maandag, zijdelings
sneeuwgebied met glimpen van je moeder
De aanstaande herinnering die zich nooit verraadt
Het oog van God
Gat in een kijkdoos dat groter is
dan de inhoud zelf