Zeewering op ’t Zand
Distels, judaspenning
groeiend uit de scheuren in het beton
Het eiland met de gevangenen aan de overkant
Ik roeide er stiekem heen, meerde aan, verstopte me in de bosjes
Ze schoffelden en spitten in de moestuin
De traagheid van hun lichamen omgeven
door de traagheid van de golven
Ik bekeek de gezichten, raadde wie de moordenaars waren
Vroeg me af wat er gebeurde als ik werd ontdekt
Snel mes door mijn keel misschien
Een man liet een worm op zijn hand kronkelen
Een andere ving een bloesemblaadje
als een sneeuwvlok op in zijn mond
Na de terugkeer aan wal
forceerde ik toegang tot hun gedachten
Zelf op zo een eiland zitten
Dan weer mij zijn
aan een andere zijde