Schilfers

Stuk gedanst gras dat niet meer tot je voeten herrijst
Sprakeloosheid opgaand in een verblekende ster
De grootmacht van de avondlucht
De bliksem die hooghartig licht zonder de donder
Wiegelied van hoek tot hoek in een witte kamer

Waaiers van vingers uiteenvallend in een schuchtere groet
Een schildersdoek voordat de hemel er zelf op neerdaalt
Als een touw gedraaide armen
die opengaan en me plotseling omhelzen