Het voorbije stopt er opeens mee zich dood te houden
De opkringelende lucht van je glimlach blijft hangen, even
Een uitgeschopte jurk
een wanhopig fladderende mot in je klerenkast
met de uit zijn voegen hangende deur
Leegte door het raam
spreidt de verte
Door zaadschoning voor bloemen en kruiden ongeschikt gemaakte akkers
Nat glanzende hoogspanningsmasten met hun trieste neerhangende
bogen van draden
De askleur
zoekt ons, vindt ons
wrijft ons
de ochtend in
En de overkant van je ogen
raakt weer uit beeld