Zelfportret met eieren en zwarte hoed

naar Dick Ket

Gesprongen het email op de bodem van de kom
waar schaduw is en roest
onblusbaar de langzame brand van wat ten slotte roest

grijns blijft een glimlach, vermoeide grimas
zolang het doek gespannen is; het portret verstilde honger
stilleven misschien nog

en alles is er
de roodgeruite keukenhanddoek, verschoven beugelfles
brekend licht, de glans van eieren
het blauwe schrift voor straks

nee, niet te hoeven inhameren
op het granieten aanrecht van wie weet wat voor werkelijkheid
want op den duur barst ook de verf vanzelf
hier, en daar, en op de bodem van de kom

Uit: ‘Alles is er’, 1975. Later opgenomen in ‘Drenkplaatsen’. Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam