Jouw voet, jouw naakte meisjesvoet
die ik aarzelend boven het water heb zien zweven –
een benauwde, stofvergeven, lang voorbije
middag op het kleine eiland
tegenover Malá Strana
twee en een halve tree ondiep
is het kinderbassin, leeggelopen en ovaal, en van een ver
vooroorlogs, naar blauw verlangend groen
dat water water maakte
pas heel veel later zag ik in het Letná-park
iets van je beweging terug, toen op het asfalt daar
een hinkelbaan getekend lag, de dunne krijtstreep
tussen Hemel en Dood
al bijna door de regen uitgewist
de rivier beneden ons, het zo trage, de bruggen
die zich lijdzaam strekten –
vergeten ben ik hoe je sprong
Uit: ‘Van lente en sterfte’, 1994. Uitgeverij De Harmonie, Amsterdam