WATER EN WIND
Uitgestrekt water, jij flonkert
onder een sensuele bliksemflits
mijn gedachten blauw en zwart
Jij loopt door het bos van mijn bloed
witte bomen zwarte bomen
bomen met de geur van zaad
Jij woont in een robijn
flelgloeiend ogenlik
druppel van vuur
ingelegd in de nacht
Grenzeloos lichaam
in een kleine alkoof
De zee tilt je op tot de witste schreeuw
de klimop van kreten slaat zijn nagels in mijn nek
de zee scheurt je open, rukt je ogen uit
toren van zand die inzakt
je zuchten ontploffen en verdwijnen
zwarte hanen
bezingen je dood en je verrijzenis
Boven het verkoolde bos
gaat de zon voorbij met een bijl
Uit: ‘Het vuur van iedere dag’, uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam