Montes de Oca

TIJD MET TWEE GEZICHTEN

Als de voortvluchtige ceintuur van de slang
glijdt de tijd voort;
als de galeislaaf vastgelopen op zijn bank van knerpende balken
blijft de tijd.
De grenzen zijn nooit dezelfde in dit kokende domein,
en met kijkerglazen dik als druiven
kan de mens de fasen van de vloed niet onderscheiden
en vaart evenzeer door de bergstroom die veranderd is in een
hel van water en lawaai
als door het zwakke zweepgeknal van het stervende getij.
De tijd gaat, de tijd komt terug
als het bulderende crucifix van een vliegtuig;
de tijd gaat, de tijd komt altijd terug
als de lauwwarme weversspoel die op een zwaluw lijkt.
Maar de tijd is een van vele steentjes zonder veel inzicht
gelegd in het weidse mozaïek van onze verschijningen
en op een dag zal de stilte de enige grootmacht en de enige
levende zijn.
Tegen die tijd misschien zal de borrelende en oude ketel van
het verlangen uitdoven,
misschien dat dan de doorzichtige heerschappij herleeft,
het lemmet van de schittering
scherp geslepen en sneller dan ooit tevoren,
het geslacht van vreemde appels die rood zijn tot op het zaad,
de liefde, holle vlam tenslotte bewoond
door een waarachtige robijn.

Uit: ‘Om de grondvesten van de tijd te slechten’, uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam.