Niet meer de jongen
aan een slootkant met vlammend riet
De lach kwam alles brengen
Er was die fondant
van geheimen
Licht
Geuren omhoog
bij het rennen door een wei
Zuring roodbruin, als de roest
in de hekken om oude fabrieken, smeltovens
De sloop met bergen autowrakken die je beklom
tot je een casco, een karkas vond om in te zitten
een stoel met een stuur
en reisde door de lucht
zonder ook maar ergens te hoeven aankomen