Watersluiers

Een trillend hittewaas
Wildernis van kreupelhout
De gestage donder van de brekers
Platen zandsteen, klippen
De azuren rand van de Stille Oceaan

Mijn jongen die daar loopt, tien jaar, houterig
niet meer met een emmertje, nog niet met een surfboard

Watersluiers, de lucht in geslingerd, over hem heen
Zijn gebogen rug, zijn armen die zich even uitstrekken

Zoals je de wind zelf niet kunt tekenen
hoogstens wat hij beroert

is ook heimwee ongrijpbaar
raakt het slechts aan wat je koestert