Getande toppen van sparrenbomen
die figuren zaagden in de wolken
Een weggewaaide gescheurde kaart op het pad
Glinsterend rood, stukken hart
Naar tekens zocht je
Naar het godvergeten mysterie van wat de kreupele leraar Duits
Dasein had genoemd
Wat op je wachtte tussen die haperende spiegels
in de blauwe verte boven het meer
werd ingevuld door vage fantasieën, droomlandschappen
Een waas die zoveel te raden overliet
Alsof ze van de bodem waren losgelaten
doken watervogels plotseling op
Nu weer, zoveel later
Vage aanslag van een verre pijn
alsof het heimwee niet helemaal het jouwe is
Je te veel veranderde om terug te verlangen
naar wie je was, wilde zijn