Het Persil- mannetje

Wit gekalkte doodskoppen
op de muren van een opslagplaats, om de hoek

Op een dag dat kapotte raam
Scherven rondom, mijn tastende hand

De geur van zeeppoeder
Het felgekleurde Persil- mannetje, zo voor het grijpen
Ik klemde hem vast, haalde mijn huid open

herkende het moment waarop je pijn wegdenkt
het bloed uitstelt, meer dan je lichaam bent

Besef dan van de wond

Alsof het verlangen door mezelf
werd ingehaald

Het ogenblik voor me uit
de werkelijkheid opvroeg

Met mijn andere hand over de snee, ervandoor
Ergens onderweg heb ik het mannetje verloren