Drijfzand

Hooghartige dampen van mist in de ochtend

Tussen aarden wallen vol schelpengruis, botresten, dode wortels
de zuigende vlakte die je niet mocht betreden

Bagger gestort met valpijpen
Zwartgrijs water dat zich als in een oude film afzet tegen het licht

Ook nu, in de herinnering

Draslanden, ringvaarten waarvan ik niet wist waar ze eindigden
alsof een reusachtige cirkel daar diep in de polder
zichzelf zocht, een vaag midden
omsloot

Was het dat zand met die middelpuntvliedende, stille moorddadigheid
bedekt met plassen, hoefblad?

Ik gooide planken en stenen op de gevaarlijkste plekken
Rende er snel overheen alsof het ijsschotsen waren

Meester willen zijn over het zinken, de neergang
Bijna zweven boven de grond

Seconden tussen vliegen en vallen, dat
als het diepere kennen