Onze dialoog
wordt opgebouwd met stukken rots
testamenten van vocht, zaaigraan
stemmen die zomaar in schoonheid ontstaan
de gouden retoriek van bladeren
het wezen van een heerlijke, kletsnatte dag
Hij doseert volgzaamheid, speelt wintermuziek
scheert ziel, lucht, licht over een kam
stoomt de dagtaak klaar om een zwaluw te worden
Onze dialoog
negeert zijn eigen onbeschrijfelijke moeheid
zoekt vonken op en promoveert ze tot zon
vlucht voor droogtrommels
ambtshalve verboden verliefdheden
de leegte van het heelal
spreekt soms uit hoe ver we zijn verdwaald
en doet dan net alsof
elk woord een stap is