Nog geloken zonnetjes
van kinderogen
in je
Het diepzeegeweer van je krampen
schiet door bodemloze weeën
Cirkelbogen van adem spannen je vrucht
en steeds luider verkondigen echo’s leven
De emmer van een kreet
stort zich in je bronnen
Verkalkte onschuld
spartelt, trappelt
in je onderhuidse
voorjaar