De grenzen van de herinnering ebben weg, vervagen
steeds wanneer je ze opzoekt, probeert te vangen in een flits
Ze zijn als de boorden van de schemering
niet vast te leggen, niet te betrappen
Het vervloeien van tinten in de hooi- en weilanden
De diepe geuren, de lome avonduren
Zacht rimpelende stemmen
Een paarsdonkere koorts vol gloeiende stippen
Slapeloze nachten gegraveerd met gedachten
Tijdens de ochtendwandeling beseffen
dat wat je met het randje van je geheugen in je opneemt
de meeste kans heeft later het middelpunt te worden
even, opglanzend, als een glimp blijvend licht
in het voorbije