Sterren dansten in me, de maan
keek maar uit éen oog
Haar hand
als een knooppunt waarin alles samenkwam
Oevers van het kanaal
Gedeelten van de wijk waar ik nooit was geweest
Bomen die hun mummie-armen ophieven, vertelsels van varens
Innerlijke illuminatie van al die beelden, alsof ze
iets proberen vast te houden, te bewaren, voor het ontbrekende
later, dit heden –
Geestelijke glans, diepe onverklaarbare klaarheid
misschien samengesteld uit alle soorten licht
tot me gekomen
dat zich uitbreidt in de tijd naarmate er minder van is
in het wachtende wit, voorbij de uiteinden van verlangens