In de poldervaart donkerde brasem
Vogels zongen aan ons pad
Het meer lag diep en vol
Water botste tegen de dijkkoppen op, bossen koolzaad
vielen opzij
Ze ringde haar vingers met gouden pijpestrootjes
Haar te kussen, een hypnose-systeem opwerpen
tussen mij en al het scherpe, het verre
De horizon hield zich slapende, het verlangen
ebde weg, stilte
viel zonder te landen
Schaduwen werden langer
haalden onze blikken, lieten ze overgaan, oplossen
in het naar mensen zoekende niets