Niet aflatende westenwind, donker zeegedruis
Wat aanspoelt roept je naar zich toe
Vuil bruin schuim, valse sneeuw die zich ophoopt
Stampend geluid van een compressor bij een partytent
Het blauw van kwallen in het zand
al bijna zwart
als de tinten van de nachten waarin ze ronddreven
de duisternis vol oceanische tumulten
sidderingen, monsters
Zoute planeten lijken ze, onbewoond
op een enkele vlieg na
Het tij laat hen gaan en zij het tij
De tijd laat hen los en zij de tijd