Het beest in het holle inwendige

Het was alsof er een bloeddorstig dier zat te wachten
tot ik mijn hoofd nog dieper zou wagen
in de wijd uitlopende monding
van een holle boomstam
De hemel priemde bruin-blauw boven me
Er dropen mossen, er hingen flarden spinrag
Een vlinder torende vergeefs tegen wazige bladerschubben op
Ik trok me terug
Mijn handen glibberden van het vocht
Slagschaduwen van berken vielen over me heen
vloeiden weer terug in hun beige schichten
Dissonante meeuwen vlogen op uit roze en gele luchtkussens
leken uit te schreeuwen: elk beest
is meer jou dan jij God
of welk evenbeeld dan ook