De adelaarman

Kuruna zweeft boven stalen boogbruggen, kolossale koolpalmen
Zijn adem tot diep in de dromen

De huizen en stukken land onder hem
als het gesprongen schild van een schildpad

Hij slaat zijn vleugels uit over de grot die geen vagina uitbeeldt maar is
en waar jongens van de Arandas zo lang mogelijk op een vuur liggen
om te bevorderen dat diersoorten zich vermenigvuldigen

Hij bestrijkt de koraalatol bestaande uit lichtgroene- en bruine puzzelstukjes
zonder oplosbaar einde in een trillend waas

vliegt ongezien over de langgerekte parken van Darwin, de monumenten voor zeelui
met koperen platen waarover groene uitslag zich hardnekkig verspreidt

cirkelt onzichtbaar boven blokkendozen van containerterminals, vlammende maar niets
verlichtende gele struiken, massa’s varens en mossen, slapende heuvelruggen

Hij is ver verheven boven stervelingen

Mensen interesseren hem niet
hij wil zijn – zoals het land is – en niet worden geschapen

zoals al die andere goden